Slijkspringers

{flike}

Door: Karel Fondu

Leden van de slijkspringersfamilie vinden we overal op de kustlijnen van Australië, Zuidoost-Azië en Afrika waar estuaria, een verbrede, veelal trechtervormige monding van een rivier waar zoet rivierwater en zout zeewater vermengd worden, en mangrovemoerassen een gunstig biotoop vormen.

Meestal leven slijkspringers buiten het water. Op regelmatige tijdstippen nemen ze een badje om kieuwen en huid vochtig te houden. Tijdens het lage tij jagen ze op kleine krabben, schelpdieren en larven van insecten.

Mannetjes hebben een tweeledige fel gekleurde rugvin die als een waaier kan opgericht worden om het territorium aan te geven en zowel vriend als vijand te imponeren. Hun territorium kan zich over een lapje mangrove van meer dan een meter in diameter uitstrekken. Zelfs mangrovekrabben die zich in zijn gebied wagen, worden meedogenloos verjaagd. Slijkspringers zijn niet vlug benauwd en slaan slechts op de vlucht als je vlak in hun buurt bent. Ze huppelen weg door de modder door hun lichaam zijdelings te bewegen en zich op te drukken met hun staart. Ze kunnen er ook op een slakkengangetje vandoor gaan door hun krachtige borstvinnen te gebruiken als voetjes.

Bij hoog tij verschuilen zich duizenden jonge visjes tussen de mangrovebossen. De Periophthalmus trekt zich terug op mangrovetakken die enkele centimeters boven het water uitsteken en geniet van een flinke rust.

Ze graven loodrechte woongangen die diep in de vaak zuurstofarme modder doordringen. Enkele soorten slijkspringers leggen hun eieren tegen de "zoldering" van heuse aflegkamers af.

Tot voor kort hadden de biologen er het raden naar hoe de dieren zich in hun woonpijpen met voldoende ademlucht konden bevoorraden, want het water in die mijnschachten bevat meestal geen zuurstof. Een eveneens prangende vraag was hoe de in de pijpen afgezette eitjes van genoeg zuurstof werden voorzien. Japanse marine biologen van de universiteit van Osaka hebben nu het overlevingsgeheim van de slijkspringer doorgrond. Zij ontdekten dat de Perophtalmodon schlosseri, die in de vlakke mangrovekusten van West-Maleisië leeft, zelf heel bedrijvig lucht in zijn diepe holen transporteert en daar opslaat. De schlosseri is met zijn 25 cm de grootste slijkspringer van Zuidoost Azië. Zijn verticale pijpen die een breedte van 8cm hebben en die meer dan 1 meter diep in het mangroveslijk doordringen, monden uit op meerdere verticale vertakkingen.

Onafhankelijk van de getijden zijn deze bouwwerken met water gevuld. Het was de Japanse vorsers opgevallen dat door het gewicht van een mens die vlakbij de pijpopening stond er luchtbellen uit deze kokers geperst werden. Het zuurstofgehalte in de tunnels varieerde van 0 tot 80% van het zuurstofgehalte in de lucht. Meer dan een halve meter diep zakte het zuurstofgehalte al snel onder de 3%. In de tunnels waar de slijkspringers actief waren lag het gehalte aan zuurstof steeds het hoogst.

Verdere onderzoekingen wezen uit dat van zodra de slijkspringer aan de oppervlakte kwam hij zijn grote mondholte, de zogenaamde buccopharyngeaalholte, met lucht vulde. Hij nam met wijd opengesperde muil een flinke teug lucht en verdween er onmiddellijk mee naar de diepte. Daar de woonpijpen van de slijkspringers zijdelingse gangen vertonen, vermoeden de onderzoekers dat de vissen de aan de oppervlakte opgenomen lucht in deze zijkamers opslaan.

Deze Perophtalmodon schlosseri kan meer dan 30 minuten in zijn bolwerk blijven vooraleer hij opnieuw naar de oppervlakte komt om te ademen. Zolang de vis atmosferische lucht kan opnemen ademt hij via de mond in plaats van zuurstof bij te tanken via zijn kieuwen.

De Japanse onderzoekers zijn er zeker van dat het luchtdepot binnen de leefruimte van de slijkspringer een levensnoodzakelijke aanpassing is, niet alleen om te overleven, maar ook voor de voortplanting in het zuurstofarme mangroveslijk. Want enkel dank zij dit letterlijk "luchtig" broedgedrag kunnen ook de eitjes en de embryo's van de slijkspringer in zijn slijkkastelen overleven.

Een aquarium inrichten voor deze kerels is geen gemakkelijke taak, omdat het niet eenvoudig is om hun natuurlijk biotoop in de huiskamer na te bootsen. Ze zullen zich dan ook maar goed voelen als aan enkele van hun basisbehoeften voldaan wordt.

Om te beginnen is het al heel moeilijk gezonde, onbeschadigde exemplaren op de kop te tikken. Slijkspringers zijn vechtjassen die met hun scherpe en krachtige tanden hun rivalen serieus kunnen bijten. De toegebrachte verwondingen ontsteken meestal, met alle vervelende gevolgen van dien. Als je slijkspringers koopt moet je er geen nemen met bloedende verwondingen, troebele ogen, zwaar toegetakelde staarten of diep ingevallen buiken. Dergelijke dieren overleven gewoonlijk niet. Daarom is het aan te raden de dieren zo vlug mogelijk na hun import te kopen, voor ze elkaar nog verder beschadigen.

Het aquarium waar ze in ondergebracht worden moet een groot oppervlak hebben. Het moet dus liever lang en breed dan hoog zijn. Ik raad aan per 45 liter water één slijkspringer te houden. Meerdere mannetjes kunnen pas gehouden worden als het aquarium minstens 360 liter water bevat. De diepte van het watergedeelte is niet zo belangrijk omdat de dieren er niet vaak in verblijven. Een waterhoogte van 8 tot 10 cm. is al voldoende, tenzij je ook andere soorten brakwatervissen zoals Schuttersvissen, Monodactylussen (Zilverbladvis) of Scatophagussen (Argusvis) in dezelfde bak wil houden. De bodem kan best bestaan uit fijn zand. Koraalzand is zeer geschikt, omdat het de PH op een waarde van 8 houdt.

Slijkspringers houden ervan op wortels boven het wateroppervlak te luieren. Met takken en stenen kunnen we territoria vormen en naar de hoogte toewerken zodat er toch enig reliëf in het aquarium ontstaat. Voorzie ook enige PVC buizen, zowel onder als boven water, om de dieren met een lagere rangorde de nodige schuilplaatsen te bieden. Het water dient goed gefilterd te worden over een potfilter. Via de uitlaat hiervan creëren we een gerichte stroming in het watergedeelte. De zoutconcentratie is niet zo belangrijk: een theelepel zout op 5 liter water is voldoende. Belangrijk is dat het aquarium of paludarium goed afgedicht is en er een hoge temperatuur en een hoge vochtigheidsgraad heerst. De temperatuur dient om en bij de 30 graden Celsius te bedragen. Om te besparen op energie kan men best de zijwanden bedekken met een plaat tempex.

Slijkspringers eten ongeveer alles wat je hen voorschotelt. Aangezien het snuggere dieren zijn herkennen ze al vlug hun baasje en eten uit diens hand. Een gevarieerd menu van mosselen, wormen, diepgevroren of verse garnalen, plankton, kleine visjes en waterslakken houden hen in goede conditie.

Het zijn zeer interessante dieren en een uitdaging voor iedere aquariaan. Als je voor hen het juiste biotoop creëert zal je aan deze leuke vissen heel wat plezier beleven.