Neolamprologus similis

{flike}

Door: Johan Cleppe, Bron: Aquavo, Purmerend

In 1988 toonde Ad Konings in zijn boek ‘Tanganjika Cichliden” enkele biotoopopnamen van deze, tot dan toe, onbekende soort. Dieckhoff had deze dieren, die voorlopig Neolamprologus sp. “Multifasciatus Big Eye” werden genoemd, zowel langs de Zaïre zijde als langs de Tanzaniaanse kant terug gevonden. De liefhebbers die hen voor het eerst zagen, dachten ongetwijfeld aan een nieuwe variant van Neolamprologus multifasciatus, u weet wel, de kleinste aannemer van grondwerken uit het Tanganyikameer.

Enkele maanden nadat ik in het bezit kwam van deze vissen, wist ik waarom deze vis beslist geen variant van N. multifasciatus was. Zowat 2 jaar geleden had ik gedurende een 15-tal maanden ervaring met de “originele” N. multifasciatus opgedaan, dus niet met de “Big Eye” variant die nog nadrukkelijker gelijkenis vertoont met N. similis. In die periode hield ik een kolonie van ongeveer 20 stuks (volwassen) N. multifasciatus, samen met een populatie van Tropheus moorii “Cipimbi”. Het samenspel en de aanvulling met elkaar was bijna perfect te noemen in een Tanganyikabak.

De Tropheus dieren bevolkten de rotspartijen en de Neo’s de witte zandbodem. Mag ik er op wijzen dat deze vissen en trouwens alle schelpbewoners, alleen op een fijne zandbodem gehouden mogen worden, waar zij hun schelpen kunnen ingraven. Iedereen die wel eens N. multifasciatus gehouden heeft weet dat deze dieren zich alleen voortplanten, indien er schelpenhuisjes in overschot zijn. Indien er 22 schelpen zijn voor een 10-tal volwassen vissen, zullen zij slechts 7 nakomelingen opbrengen en niet eentje meer!

En daar zit dan een van de grote verschillen met N. similis. Deze gaat totaal onbezonnen te werk qua aantal nakomelingen. De vissen waren 2 cm groot toen ze bij mij aankwamen, ze groeiden voorspoedig verder op (de 2 mannetjes dan, want de 3 resterende vrouwtjes zijn volledig uitgegroeid met hun 2 cm). Het eerste grote verschil dat mij opviel, was dat deze vissen eigenlijk niet in kolonie leven, dan wel in haremverband. In mijn geval was dat gelukkig een koppel en een miniharem.

De mannetjes zijn tegenover elkaar totaal onverdraagzaam en zullen elkaars (nabije) aanwezigheid niet verdragen, ook al huizen hun vrouwtjes dicht bij elkaar. De eenvoudigste oplossing hiervoor is natuurlijk de schelpen verder van elkaar te verwijderen en indien mogelijk een steen (geen kienhout; kienhout verzuurt het water en dan stopt de voortplanting bij deze vissen) tussen de beide families te plaatsen.

Indien de vrouwtjes reeds meerdere weken op een bepaalde plaats in het aquarium gehuisvest zijn, mogen de schelpen maximaal 5 cm per week verplaatst worden. In het andere geval zal het vrouwtje terugkeren naar haar vaste stek en daar graven, in de hoop een hol te graven, weliswaar tevergeefs. Het enige resultaat is een blank liggende glasbodem. Eenmaal de schelpen in de goede richting gegraven en alle omstanders duidelijk gemaakt te hebben uit de buurt te blijven, zullen de nakomelingen niet lang op zich laten wachten.

Bij mij in het aquarium heeft het vrouwtje uit het koppel reeds 4 legsels afgezet. Deze legsels samen bedroegen slechts een 8-tal jongen. Een van de vrouwtjes uit de miniharem is daarentegen de trotse moeder van reeds 7 generaties. De familie is uitgegroeid tot 65 stuks. Opmerkelijk is dat de hele familie in slechts 4 schelpen hun intrek hebben genomen. Tot mijn spijt moet ik vertellen dat het andere vrouwtje er helemaal niets van terecht brengt. Menige poging werd ondernomen, maar steeds werd de schelp verlaten en werd er een andere plaats opgezocht. Het vrouwtje heeft nu een 10-tal dagen rust gevonden onder een platliggende steen, maar nu vertrouwt het mannetje het hele zaakje niet meer. Hij volgt het vrouwtje, maar durft haar niet tot in het hol te volgen.

Verder kan ik alleen nog vertellen dat de vissen even snel als de Neolamprologus multifasciatus opgroeien, maar het strepenpatroon komt wel later tevoorschijn. Het karakter van het visje is zoals eerder vermeld, temperamentvoller en iets schuwer. De juiste vissen combineren blijkt een moeilijke zaak, daardoor leven de visjes in een apart aquarium van zo’n 80 liter. Neolamprologus similis, een kleine vis met een grote persoonlijkheid.