Algen deel 1

{flike}

Door: Jan Hameeteman
Bron: Maandblad van Aquavo, Purmerend

Aan het inrichten van een eerste aquarium of het opnieuw inrichten van een reeds bestaande bak zal de aquariumhouder als regel veel aandacht besteden. De aangeschafte planten zijn tevoren met zorg gekozen en worden zodanig geplaatst dat ze, wanneer ze eenmaal uitgegroeid zijn, gezamenlijk het interieurbeeld vormen dat de aquariaan voor ogen had. Wanneer alles zich op deze manier voltrekt, is er niets aan de hand. Maar vaak gaat het anders. Juist in een nieuw ingericht aquarium wil na één tot twee weken nogal eens een groene of blauwgroene aanslag verschijnen die zich vastzet op ruiten, bodem, planten, kienhout en dergelijke.

Zodra we dit zien zullen we altijd moeten beginnen om die aanslag te verwijderen. De bodem bijvoorbeeld hevelen we met een slang zo goed mogelijk schoon. Daarbij proberen we bij een nieuw ingerichte bak zo weinig mogelijk water te verliezen. In dit stadium is veel water verversen namelijk nog niet aan te bevelen. Wel houden we deze bezigheid vol; eventueel om de andere dag. Toepassing van een koolfilter dat voor de mechanische filtering bovendien voorzien is van veel nylonwatten is onder deze omstandigheden eveneens aan te bevelen. Het bovenstaande is eigenlijk niet meer dan een korte samenvatting van een situatie en een aantal "eerste maatregelen" die we allemaal wel kennen. Het is gewoon de eerste reactie: de manier waarop we in elk geval altijd direct te werk moeten gaan in die situatie.

In veel gevallen echter zijn de omstandigheden minder simpel dan hierboven geschetst. Soms kan in een reeds lang bestaand aquarium "de alg" onverbiddelijk toeslaan. Het visuele beeld dat we van algen in het ene of in het andere geval krijgen, kan onderling sterk verschillend zijn. Er kan duidelijk sprake zijn van negatieve invloeden op het gedrag en de gezondheid van de vissen, doch in andere gevallen zien we soms dat in een bealgd aquarium de vissen zich uitstekend ontwikkelen. Uit dit alles kunnen we alleen maar de conclusie trekken dat de wereld van de algen niet alleen "groot" is in omvang, maar ook in verscheidenheid. Om iets van die wereld te begrijpen zullen we ons enigszins in de achtergronden van een en ander moeten verdiepen en proberen daar mogelijkheden te vinden die ons bij de algenbestrijding in het aquarium kunnen helpen.

De door ons voor de inrichting gekozen planten zijn altijd de soorten die we mooi vinden. Ze behoren tot de zogenaamde hogere planten. We bedoelen met die uitdrukking dat ze door de biologen in de rangorde van de plantenwereld ingedeeld zijn op een vrij hoge sport van de ladder. Het zijn namelijk "complete" planten: ze hebben wortels, een stengel bladeren, en, ook al zien wij die niet, meestal een bloeiwijze die geslachtelijke voortplanting mogelijk maakt.

Dat soort planten hebben we uitgekozen en dan zien we plotseling een ontwikkeling van "lagere" planten: algen.

Met deze laatste zin is een heel belangrijk gegeven vastgesteld: algen zijn planten. Ze behoren evengoed tot het plantenrijk als bijvoorbeeld Aponogeton soorten. Ze staan alleen wel op een veel lagere sport van de al eerder genoemde ladder: ze behoren tot de “lagere planten". Ze worden gerekend deel uit te maken grote wereld der thallofyten: ze hebben alleen een thallus (= lichaam). Naar de maatstaven van de hogere planten zijn ze incompleet: ze hebben geen wortels, stengel, bladeren enzovoort.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze altijd klein van afmetingen moeten zijn. In de natuur blijkt dat die variëren van eencellig tot bijzonder grote vertakkingen zoals we die in zee kunnen vinden. Ze bezitten bladgroenkorrels, assimileren dus in het licht, en hebben evenals andere planten voedingszouten nodig zoals nitraten en fosfaten. De vermenigvuldiging vindt als regel plaats door celdeling en slechts bij een beperkt aantal soorten is sprake van een "geslachtelijke" voortplanting. Dit laatste is echter een proces dat afwijkt van wat we daar bij andere planten onder plegen te verstaan. Er zijn duizenden soorten algen bekend en ze handhaven zich soms onder de meest uiteenlopende en vaak zeer ongunstige omstandigheden.

Al een paar maal is het woord "cel" gebruikt. We verstaan hieronder de meestal uiterst kleine en met bet blote oog niet zichtbare deeltjes waaruit alle levende organismen zijn opgebouwd. Ze worden daarom wel eens "bouwstenen" van het leven genoemd. Die vergelijking is overigens maar voor een klein deel juist: cellen zijn namelijk actieve bouwstenen, die we beter kunnen vergelijken met kleine kamertjes waarin zich de meest belangrijke levensprocessen afspelen. Ze vormen als het ware kleine biochemische "fabriekjes" waarin de meest belangrijke installaties voortdurend in bedrijf zijn. Veel cellen hebben een eigen taak. Samen met andere cellen vormen ze dan één geheel, bijvoorbeeld een "weefsel".

Andere daarentegen, en daartoe behoren onder andere onze eencellige algen, kunnen volledig zelfstandig bestaan. Dit alles betekend dat een cel ook een "inhoud" heeft. We zullen dat hier nu meteen als feit aannemen en ons beperken tot dat deel van die inhoud dat direct verband houdt met voor ons belangrijke factoren.

In de eerste plaats bevat de plantencel het zogenaamde Protoplasma. Hierin bevinden zich een aantal verschillende, vaak korrelachtige, stoffen. Enkele hiervan zijn vrij bekend. chlorofylkorrels, ook wel bladgroenkorrels genoemd. Hoewel er tegenwoordig over vier "typen" bladgroenkorrels gesproken wordt, waarbij de samenstelling dat verschil uitmaakt, is toch alleen chlorofyl A in staat om de energie van licht te gebruiken voor het assimilatie proces. chlorofyl B, C en D komen lang niet in alle planten voor. We kunnen ze beschouwen als "hulpstoffen".

Overigens zijn de groene algen en nog een kleine groep eencellige groenalgen de enige die precies dezelfde chlorofylstof bevatten als de hogere planten. Later zal blijken dat de bestrijding van groenalgen hierdoor extra bemoeilijkt wordt. Althans, als we onze nuttige waterplanten geen schade willen toebrengen. Behalve de heel belangrijke "kern" vinden we in de cel verder nog kleurpigmenten. Ook deze blijken in het algenleven een belangrijke rol te spelen.

Overzicht van de belangrijkste algensoorten;

  • Chlorophyta: Groenalgen of wieren
  • Euglenophyta Eencellige groenalgen (kleine groep)
  • Pyrrhopyhta Eencellige bruinwieren
  • Chrysophyta Goudbruine algen (o.a. Diatomeeën)
  • Phaeophyta Bruinwieren
  • Rhodophyta Roodwieren
  • Cyanophyta Blauwwieren


De Nederlandse benamingen die we in het bovenstaande overzicht tegenkomen, duiden er al op dat veel algensoorten onderling als opvallendste kenmerk een verschil in kleur hebben. Naast de ons vertrouwde groene kleur komen door een "combinatie" van kleurstoffen, bijeengebracht in kleurstofdragers, de chromatoforen, ook nog andere kleuren tot stand. De eerste indruk is misschien dat dit een onbelangrijk detail is. Toch is dat niet zo. In werkelijkheid bepalen deze chromatoforen mede in welk milieu en onder welke omstandigheden een bepaalde algensoort (nog) leven kan.

Zo komen bijvoorbeeld in betrekkelijk diep zeewater algen voor, hoewel het rode licht uit het spectrum, dat sterk door water geabsorbeerd wordt, daar vrijwel ontbreekt. Toch assimileren deze algen. Het spaarzame blauwgroene licht dat deze roodalgen nog bereikt wordt namelijk "opgevangen door het hulppigment" fycoerythrine.

Dit pigment draagt dan de geabsorbeerde lichtenergie over aan het chlorofyl A, dat het op zijn beurt gebruikt in de fotosynthese. Hier zien we dus hoe die kleurstoffen van belang kunnen zijn: ze kunnen sommige soorten algen bij ongunstige lichtvoorwaarden toch in staat stellen te assimileren. Niet alleen roodwieren, doch, vaak tot schade van de aquariaan ook diatomeeën en blauwwieren bezitten dergelijke mogelijkheden.

Ten behoeve van de aquarianen die willen gaan experimenteren met het verminderen van lichttoevoer moeten we nog vermelden dat diverse onderzoeken aangetoond hebben dat een optimale temperatuur, een minimale lichtfactor gedeeltelijk vervangen kan. Dit, ondanks de (wel wat ruim geformuleerde) wet van het minimum. Samenvattend kunnen we stellen dat de kleurstoffen die ze bezitten karakteristiek zijn voor de groep waartoe bepaalde algen behoren.